Wat doe je als je kind niet goed in zijn vel zit? Die vraag domineerde het leven van Esther Scharn vier jaar geleden, toen haar zoon Mas in de brugklas acuut last kreeg van woedeaanvallen. Hij wilde niet meer naar school en stopte met sporten. Hij wilde niets meer, zag zijn vrienden niet meer, wilde niet meer naar buiten en raakte zelfs in een depressie. “Zo’n situatie wens je geen enkele ouder toe”, vat ze samen.
Esther en haar man zochten naar antwoorden. Hij werd getest op autisme en ADHD, maar dit leverde niets op. “Een vreselijke periode”, vat Esther die tijd samen. Een psycholoog stelde dat Mas wel erg “jong voor zijn leeftijd was” en constateerde dat hij dyslexie zou hebben. Het zou helpen Mas op school les te gaan geven op een lager niveau. “Daar herkende ik hem niet in”, zegt ze. “Dus toen ben ik zelf allerlei boeken gaan lezen en ik zocht contact met andere ouders. Zo kwam ik op het spoor van 'hooggevoelige kinderen met een sterke wil’ en vervolgens kwam ik uit bij hoogbegaafdheid. Waarom hadden we daar niet aan gedacht? En het stomme is: hoogbegaafdheid zit bij mij in de familie.”
Hoe is het mogelijk dat niet alleen wij als ouders, maar ook geen enkele leerkracht de signalen herkende? Dat was de vraag die Esther wilde kunnen beantwoorden. Niet alleen voor zichzelf en Mas, maar óók om ouders in de toekomst die lijdensweg te besparen: “Ik wilde Mas snappen, maar ook dat er meer kennis komt binnen de kinderopvang, zodat wij een bijdrage kunnen leveren aan het vroeg signaleren van deze kinderen.” Zij besloot buiten haar reguliere werk als locatiemanager in Leiden een opleiding tot ECHA-specialist hoogbegaafdheid te gaan volgen aan de Radboud Universiteit, de enige plek in Nederland waar dit kan.
Er bestaan best veel verschillende definities van hoogbegaafdheid. Het meten van IQ is een objectieve graadmeter, hoogbegaafden zitten boven de 130. “Een hoogbegaafde maakt grotere denksprongen om tot dezelfde conclusie te komen als leeftijdgenoten”, omschrijft Esther. “Hierdoor leggen ze veel sneller verbanden dan anderen. In de klas betekent dit bijvoorbeeld dat jij bij een les waarin tien stappen worden uitgelegd al bij stap 2 weet hoe je tot een antwoord komt.”
Eén op de 50 kinderen is hoogbegaafd. Dat betekent dat medewerkers van Partou dagelijks met bijna 2.000 kinderen in deze categorie in contact komen. Hoogbegaafde kinderen passen echter vaak hun gedrag aan om niet buiten de groep te vallen, wat het herkennen van de kenmerken moeilijker kan maken. “Hoogbegaafdheid is geen stoornis, zoals autisme wel wordt beschouwd”, legt Esther uit. “Het valt ook niet binnen de kaders van de GGD of andere medische specialisten. Dat zorgt er ook voor dat er een flinke schemerzone is van ‘experts’ en ‘coaches’ op dit gebied, waarvan je de kennis en aanpak soms in twijfel kan trekken.”
Esther richtte zich tijdens haar studie op haar eigen vakgebied, dus de kinderopvang. “Naast scholen en ouders hebben ook wij als medewerkers in de opvang juist de mogelijkheid om bij kinderen de eerste signalen op te merken”, legt ze uit. “En: wat zijn in dat geval objectieve, wetenschappelijke criteria waar we mee kunnen werken? Je wilt niet verdwalen in de jungle van niet-onderbouwde adviezen en gedachten die online over dit onderwerp te vinden zijn.”
De locatiemanager ontwikkelde handvatten voor medewerkers van Partou om hoogbegaafdheid bij kinderen te herkennen. Een belangrijk criterium kan een opvallende taalvoorsprong zijn, legt ze uit: “De meeste peuters van 2, 3 jaar oud moeten lachen om het woord poep, of om iemand die uitglijdt over een bananenschil. Maar soms is er een kind dat woordgrapjes maakt waar jij als volwassene óók om moet lachen. Of is er opeens een kind dat al kan rijmen en spelen met taal.” Ook in gesprekken met peuters is soms een aanleg voor hoogbegaafdheid op te maken. “Hoogbegaafde peuters stellen al vragen waar hun leeftijdgenoten nooit op zouden komen. Ze denken meer dóór. Bijvoorbeeld over het leven en de dood: wat is de dood, waar gaan we heen als we sterven? Dat duidt echt op een voorsprong.”
Met de kennis die zij nu bezit, had Esther bij Mas vermoedelijk eerder ontdekt wat ze nu weet. “Ik herinnerde mij opeens een vraag die hij stelde toen hij peuter was”, vertelt ze. “Mama, als alle mensen op de wereld dood zijn, komt er dan nog wel water uit de kraan? Dat zou al een bijzondere vraag voor een volwassene zijn. Ik had ook geen idee wat ik moest antwoorden.”
Esther hoopt dat met haar adviezen collega’s in de opvang dit soort signalen wél opmerken, en ouders daar ook op wijzen. “Zeker als hoogbegaafde kinderen zich al vroeg aanpassen, is het voor leerkrachten ook lastig om de signalen te herkennen”, legt ze uit. “Bovendien kunnen wij op de opvang gemakkelijker de verschillen tussen diverse kinderen zien. Zeker als ouders meerdere hoogbegaafde kinderen hebben, dan vermoeden ze minder snel dat een kind zich anders gedraagt dan leeftijdgenoten.”
Hoogbegaafdheid is niet direct een reden om kinderen anders te gaan behandelen of om ze in een aparte klas te zetten. “Maar de juiste kennis kan wel bepaald gedrag verklaren”, vertelt Esther. “Of om net een iets andere aanpak of stimulans vragen. Hoogbegaafde kinderen zijn niet stuk, maar ze zijn nét anders bedraad. Dat stuit vaak op onbegrip van de buitenwereld.”
Esther is in oktober begonnen met elke week een ochtendgroep in Leiden voor peuters met een ontwikkelingsvoorsprong. De groep startte met zeven kinderen. Soms gaan er kinderen naar school, soms komen er nieuwe kinderen bij. “We denken aan uitbreiding op korte termijn”, vertelt de locatiemanager. “Je merkt aan alles dat de kinderen het heel fijn vinden om te connecten met leeftijdgenoten die hen wél begrijpen. Het pakt heel goed uit, we gaan proberen het initiatief het komende jaar uit te rollen. Al na de eerste dag kreeg ik blije mails van ouders die schreven: mijn kind staat eindelijk weer áán.”
Toegewijd en gedreven
Overal waar Partou is maken we het verschil, voor kinderen, gezinnen, onze medewerkers én de planeet. Nieuwsgierig naar wat we doen, waar we van dromen en waar we tegenaan lopen?